‘Teksten uit het verleden zijn als bejaarden. Ze moeten verzorgd worden. Hulp is noodzakelijk om de oudjes die in principe nog helder van geest zijn maar slechts wat moeizaam hun gedachten naar buiten brengen, optimaal te laten meedelen wat hun boodschap is. Zelfstandig functioneren in de maatschappij kunnen ze niet meer.’ Aldus Marita Mathijsen in haar column ‘Literatuur naar het dementenhuis’ in de NRC van 24 mei 2008.

Het is niet de enige vergelijking om uit te leggen wat het vak ‘teksteditie’ nu eigenlijk behelst: zoiets als ‘tekstverzorging’ dus. Ook in een andere, vaak gebruikte metafoor wordt de nadruk gelegd op de zorg die teksten zo hard nodig hebben: monumentenzorg. Evenals bejaarden zijn ook gebouwen, schilderijen en andere kunstwerken onderhevig aan verval. Daarom verdienen deze monumenten vakkundige zorg om voor toekomstige generaties behouden te blijven. Dat geldt dus ook voor teksten.

Een belangrijke leidraad bij die vakkundige zorg biedt Marita Mathijsen’s Naar de letter. Handboek editiewetenschap (1995), ook wel de ‘grijze bijbel’ genoemd. Het boek is nog steeds een veel geraadpleegde bron van kennis voor studenten, (aankomende) editeurs en uitgevers. In 2010 verscheen de vierde oplage, die ook online beschikbaar is als PDF-bestand (61 MB). Omdat er sinds 1995 natuurlijk het nodige is veranderd schreef Marita Mathijsen een nawoord, waarin ze terugblikt op ‘Vijftien jaar Naar de letter’. Onderzoekers van het Huygens Instituut werken inmiddels aan een meer actuele, digitale Handleiding Teksteditie.

Voor wie niet onmiddelijk geneigd is een bijbel van a tot z te gaan lezen (en ook niet wil wachten op de genoemde handleiding) is de nu volgende ‘elementaire’ introductie bedoeld.

Echtheid

Tekstverval dus. Maar waaruit bestaat dat ‘verval’ dan precies? Allereerst kan de echtheid van teksten in het geding zijn. Hoe ouder een tekst, des te groter de kans dat de overlevering is vertroebeld: het originele manuscript is verloren gegaan of een andere ‘geautoriseerde’ bron blijkt onvindbaar, er kunnen roofdrukken zijn gemaakt, een werk kan buiten de schrijver om ten prooi zijn gevallen aan censuur, enzovoorts. Al dit soort wederwaardigheden kunnen leiden tot achteruitgang van de tekst, de teloorgang van de oorspronkelijke verschijningsvorm en uiteindelijk zelfs vervaging van de eigenlijke bedoelingen van de auteur.

En dat geldt niet alleen voor de oudere literatuur. Veel vaker dan de argeloze lezer – en uitgever – vermoedt, kan ook het werk van moderne auteurs niet zonder meer als ‘authentiek’ worden aangenomen. Het is opvallend hoe snel een tekst in verval raakt als die een aantal malen herdrukt is: bij iedere heruitgave sluipen er bewust of onbewust nieuwe fouten en onbedoelde elementen in en uiteindelijk staat er niet meer wat er stond. Dergelijke fouten kunnen veroorzaakt zijn door het slordige werk van een zetter of door het eigenzinnige optreden van een corrector of redacteur, maar ook de auteur zelf is niet altijd feilloos. Zelfs bij een auteur als Willem Frederik Hermans, die toch bekend staat om zijn voortdurende bemoeienis met herdrukken, zijn in de loop van de jaren tal van oneigenlijkheden in het werk geslopen die alleen door middel van zorgvuldig onderzoek opgespoord en hersteld kunnen worden.

Hermans haalt uit naar zijn ‘zwakzinnige corrector’, in dezelfde brief ‘imbeciel’, ‘analfabeet’ en ‘stuk poephersens’ genoemd.

Zoals vroeger restauratie van een historisch monument dikwijls aanpassingen aan eigentijdse inzichten inhield, soms slordig werd uitgevoerd en in feite verminking betekende, zo verging het in het verleden teksten in handen van nabestaanden, uitgevers en tekstbezorgers. De moderne editeur ziet zich voor de taak gesteld lezer en auteur te geven waar zij recht op hebben: een betrouwbare tekst. Dat roept de vraag op welke versie het originele werk het beste representeert, en hoe deze na een reeks van drukken en de dood van de auteur opnieuw tot stand kan worden gebracht. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de dagboeken van Anne Frank, waarvan generaties lange tijd alleen de na de oorlog bewerkte versie van Het achterhuis hebben kunnen lezen. Met de uitgave die het NIOD in 1986 publiceerde, kregen de belangstellende lezers (én wetenschappers) voor het eerst de beschikking over de volledige én authentieke tekst van de inmiddels wereldberoemde dagboeken.

Toegankelijkheid

Een editeur doet meer dan restaureren. Een tekst uit het verleden is voor hedendaagse lezers óók al snel ontoegankelijk door de historische afstand. Door middel van doeltreffende toelichtingen moet die afstand worden overbrugd. Ook hier geldt veelal: hoe ouder een tekst, hoe meer commentaar noodzakelijk is, maar ook het type auteur en het genre van de tekst zijn bepalend. Erasmus roept andere vragen op dan Elsschot, de taal van Hugo de Groot is niet dezelfde als die van Guido Gezelle en Hermans is geen Christiaan Huygens. De brieven van Van Gogh vragen om een uitvoerige toelichting bij (kunst)historische achtergronden, toespelingen, genoemde personen, boeken en kunstwerken, maar ook een roman van Louis Paul Boon heeft inmiddels achtergrondinformatie nodig om door een breed publiek te kunnen worden gelezen. De zorg voor het literaire erfgoed betekent dus ook: van de juiste context voorzien, toelichten en waar nodig hertalen of herspellen. Zonder een adequate vertaalslag blijven veel boeken uit het verleden museumstukken of zeldzame exemplaren van de afdeling Oude Drukken die slechts door enkele ingewijden met witte handschoenen bekeken mogen worden.

De kennis en de smaak van ‘het’ lezerspubliek zijn niet eeuwig dezelfde. Wat als klassiek geldt, kan van generatie op generatie verschillen. Elke generatie construeert opnieuw haar identiteit, en het literaire erfgoed speelt daarbij een rol: de literaire ‘canon’ wordt steeds opnieuw uitgevonden. Literaire monumentenzorg houdt daarom óók in dat klassieke literaire teksten steeds opnieuw moeten worden uitgegeven om voor elke generatie levend te worden gehouden. Op dit moment verkeren we in de gelukkige situatie dat we beter dan ooit aan de veranderende behoefte kunnen voldoen. Nadat de wijze van produceren en verspreiden van gedrukte tekst ruim vijf eeuwen lang geen principiële verandering onderging, maken de informatietechnologie en het internet nu een fundamenteel nieuwe aanpak mogelijk. Door de toepassing van nieuwe technieken wordt niet alleen aan efficiëntie in de restauratiewerkzaamheden gewonnen, ook de belangstelling voor de monumenten zelf kan op een veel krachtiger en flexibeler manier worden bediend.

Pluriformiteit

De echtheid en toegankelijkheid van teksten zijn slechts twee aspecten van het vak teksteditie. Tekstediteurs houden zich ook bezig met onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van teksten (tekstgenese), naar de werkwijze en opvattingen van auteurs (poëticaal onderzoek), naar de manier waarop teksten hun weg naar de lezers hebben gevonden, enzovoorts.

Bovendien: ‘de’ teksteditie bestaat niet. Er zijn verschillende benaderingen, ‘scholen’ zelfs, er wordt nationaal en internationaal volop gediscussieerd, en de technologische ontwikkelingen brengen niet alleen nieuwe mogelijkheden maar ook nieuwe vragen met zich mee. Kortom: teksteditie is een pluriform onderzoeksgebied en volop in ontwikkeling.

Wat er allemaal gaande is op dit terrein – en dus: wat teksteditie nu eigenlijk precies is – valt hopelijk op deze site terug te vinden. Of dat zo zal zijn, zal voornamelijk afhangen van de actieve medewerking van alle betrokkenen. De belangstelling en zorg voor teksten uit het verleden verdient – net als de zorg voor bejaarden of monumenten – de aandacht van iedereen.