Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Augustus 2011: zelfs een eenvoudige felicitatie aan een jonge vader is herkenbaar als een brief van Belle van Zuylen: haar hartelijke betrokkenheid, niet-clichématige bewoordingen, maar ook de weleens storend gevonden bazigheid van de schrijfster…
Op dit moment worden de voorbereidende besprekingen gevoerd en maatregelen getroffen om de correspondentie van Belle van Zuylen (1740-1805) online beschikbaar te stellen, en wel in eLaborate. Deze brieven waren al eerder gepubliceerd in de Oeuvres complètes (deel 1-6) van deze Nederlandse schrijfster, die vanaf 1771 in Zwitserland woonde, maar die ook vóórdat zij met Charles-Emmanuel de Charrière trouwde en naar Colombier (vlakbij Neuchâtel) vertrok, in het Frans schreef. Dit geldt voor haar romans, toneelstukken, pamfletten etc., en ook voor haar brieven. Sinds vorig jaar is zij desalniettemin opgenomen in het Pantheon van de Nederlandse Literatuur, in het Letterkundig Museum. Maar in de Franse en de Zwitserse literatuurgeschiedenis heeft zij natuurlijk ook haar eigen plaats.
De online versie van deze brieven zal tot stand kunnen komen dankzij de medewerking van een aantal leden van het Genootschap Belle van Zuylen. De voorbereidingen voor de digitalisering, die enkele maanden geleden gestart zijn, leidden al gauw tot het vinden van enkele tot nu toe onbekende brieven. Daaronder deze, die de gelegenheid biedt tot nadere kennismaking.
De scans van deze brief waren mij eigenlijk al enige tijd geleden door een medewerker van Het Utrechts Archief toegezonden. Hij was daar terechtgekomen in verband met de restauratiewerkzaamheden die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd in Kasteel Amerongen. Om die reden waren de archieven overgebracht naar Utrecht. Wat direct betrekking had op Belle van Zuylen is kennelijk meteen apart gehouden. Ik gebruik deze brief hier nu om de figuur Belle van Zuylen enigszins te belichten, of liever om te laten zien hoe zelfs zo’n kort briefje de gelegenheid kan geven om de schrijfster te situeren in haar omgeving, en in één van de belangrijke periodes in haar leven.
Ma joye est complette mon cher MyLord. Je desirois qu’elle accouchât facilement & heureusement d’un fils & que les jours suivans elle se portat de manière à ne laisser aucune inquietude & tout cela est arrivé. J’en remercie le Ciel. Je ne suis pas susceptible d’une plus grande joye. Mon mari la partage sincerement & je n’ai pas permis à ceux avec qui je vis ici & qui commencent à m’aimer d’y être insensible : j’ai tant parlé de mon amie qu’on croit la connoitre. Elle interresse & on me felicite. Ecrivez moi encore. Je vous suis infiniment obligée de vos soins. Le billet de l’accouchée ecrit la veille m’a fait grand plaisir. Mon present a donc bien reussi – On trouve le buste bien ressemblant – j’en suis fort aise : je craignois j’esperois, les jugemens sont si diferens sur ces choses là /
Bon soir Mylord. Bon soir Madame d’Athlone, conduisez vous bien, bon soir petit garçon soyez sage aimable & heureux !
Comment le nommera t’on.
Je vous embrasse tous.
Lausanne
Ce 11 Avril 1772
In een gemoderniseerde spelling en aangepaste interpunctie ziet de brief er zo uit :
A Monsieur
Monsieur le Comte d’Athlone
Ma joie est complète, mon cher MyLord. Je désirais qu’elle accouchât facilement et heureusement d’un fils, et que les jours suivants elle se portât de manière à ne laisser aucune inquiétude. Et tout cela est arrivé. J’en remercie le Ciel. Je ne suis pas susceptible d’une plus grande joie.
Mon mari la partage sincèrement, et je n’ai pas permis à ceux avec qui je vis ici et qui commencent à m’aimer d’y être insensible : j’ai tant parlé de mon amie qu’on croit la connaitre. Elle intéresse et on me félicite.
Écrivez-moi encore. Je vous suis infiniment obligée de vos soins.
Le billet de l’accouchée écrit la veille m’a fait grand plaisir. Mon présent a donc bien réussi. On trouve le buste bien ressemblant – j’en suis fort aise : je craignais, j’espérais, les jugements sont si différents sur ces choses-là.
Bonsoir Mylord. Bonsoir Madame d’Athlone, conduisez-vous bien. Bonsoir petit garçon, soyez sage, aimable et heureux !
Comment le nommera-t-on ?
Je vous embrasse tous.
Lausanne
Ce 11 Avril 1772
A Monsieur
Monsieur le Comte d’Athlone
Dit is natuurlijk een eenvoudige felicitatie aan een jonge vader. Maar het is ook heel herkenbaar als een brief van Belle van Zuylen / Isabelle de Charrière. We vinden hier de hartelijke betrokkenheid bij het wel en wee van de geadresseerde, geformuleerd in niet-clichématige bewoordingen, en daarnaast de weleens storend gevonden bazigheid van de schrijfster.
Belle schrijft deze brief aan de Graaf van Athlone, de man van haar nicht Annebetje (Anna Elisabeth van Tuyll van Serooskerken), vijf jaar jonger dan Belle en haar beste vriendin. Annebetje en haar man waren na hun huwelijk in 1765 op Kasteel Amerongen gaan wonen, waar Belle regelmatig kwam logeren. Toen Belle eenmaal getrouwd was en naar Zwitserland verhuisd, ontstond er een intensieve correspondentie (die voor het allergrootste deel is vernietigd). Ook kwamen de Athlones in Zwitserland op bezoek.
Annebetje zou negen kinderen baren. Hier gaat het om de geboorte van het vijfde kind, wat wellicht mede verklaart dat de bevalling zo voorspoedig verliep. Belle stelt het echter voor alsof zij zelf mede de hand had gehad in het goede verloop van een en ander, en in de zorgeloze eerste levensdagen van het jongetje: alles is gebeurd zoals zíj het bedacht had. Ze dankt de hemel en kan zich geen grotere vreugde voorstellen dan die ze nu voelt – naar aanleiding van het nieuwe moederschap van haar liefste vriendin.
Op het moment dat Belle deze brief schrijft is ze zelf ruim een jaar getrouwd (sinds 17 februari 1771), en hoopt ze ongetwijfeld ook zelf gauw moeder te worden. Of ze het niet alleen hoopt, maar zelfs verwacht is niet helemaal zeker. Er zijn aanwijzingen dat tijdens haar verblijf in Engeland (1766-67) een arts die ze daar had geconsulteerd, Dr. Pringle, haar had gezegd dat ze waarschijnlijk geen kinderen zou kunnen krijgen. Er zou sprake zijn geweest van een abortus. Lange tijd is ze echter blijven hopen, en heeft ze dokters geconsulteerd en kuuroorden bezocht. In haar brieven is ze over haar gevoelens in dezen opvallend zwijgzaam, en beperkt ze zich tot opmerkingen als “Je voudrais être grosse, et je ne suis point grosse”. Het moet pijnlijk geweest zijn dat haar jongere zus Mitie niet alleen eerder trouwde dan zijzelf, maar ook zo jong moeder was. Ook haar broers waren inmiddels vader. Van één van de kinderen van Annebetje was Belle peettante. Voor diverse jonge vrouwen in haar omgeving zou ze later als mentor gaan optreden. Het opvoeden en begeleiden van jongeren zou één van haar grote passies worden. Later omschreef ze zichzelf als “a teaching devil”.
In deze brief zet Belle’s echtgenoot, Charles-Emmanuel de Charrière, duidelijk zijn beste beentje voor. Zijn deelname in haar blijdschap presenteert ze als oprecht. Dat lijkt niet helemaal te gelden voor de rest van de schoonfamilie. Bij haar aankomst, op 30 september 1771, in het huis van de familie de Charrière, kreeg Belle ook te maken met haar twee ongetrouwde schoonzusters, die zich uiteraard de baas voelden in het huis waar ze altijd al hadden gewoond. Het contact verliep niet altijd even soepel, maar in dit geval heeft Belle hen er blijkbaar van weten te doordringen dat ze blij dienden te zijn. Geleidelijkaan beginnen ze haar, na de eerste gezamenlijke winter, te appreciëren – en leren ze ook, dankzij haar verhalen, haar familie kennen en waarderen. Dat geldt gelukkig ook, en vooral, voor deze meest geliefde nicht.
Wanneer Belle precies het geboortebericht heeft ontvangen is niet duidelijk, maar dit kind was geboren op 27 maart. Ze heeft dus wel gelijk als ze Athlone vraagt om nadere berichten: die zullen inmiddels wel gegeven kunnen worden. Maar ze begrijpt dat hij mogelijk andere prioriteiten heeft, en is hem ook dankbaar omdat ze uit zijn brief opmaakt dat hij attent is voor de kraamvrouw.
Een briefje van de jonge moeder zelf heeft haar plezier gedaan: net voor de bevalling had zij Belle kennelijk bedankt voor de portretbuste die ze van haar had gekregen, en die Belle speciaal door Jean-Antoine Houdon had laten maken – in twee exemplaren: één voor Annebetje, en één voor haar lievelingsbroer Ditie (Diederik). Dit portret wordt nu gezien als één van de belangrijke werken van Houdon; toch blijkt Belle in spanning te hebben gezeten of Annebetje en haar man het wel mooi zouden vinden.
Aan het eind van de brief neemt ze nadrukkelijk afscheid, en spoort ze de beide ouders aan zich goed te gedragen en goed voor zichzelf te zorgen. Ook het kleine jongetje moet er voor zorgen dat hij rustig, lief en gelukkig wordt!
Op het laatste moment schiet haar de cruciale vraag te binnen: hoe heet hij eigenlijk? Mogelijk is dit een vraag die ze in veel gelukwensen voor jonge ouders zo stelde: “Comment le/la nommera-t-on?”. Later zou ze een toneelstuk schrijven dat deze titel draagt. In het geval van dit jongetje is het antwoord: Carel Willem Lodewijk.
Dat ze hen allen hier per brief omhelst, de andere vier kinderen incluis mogen we aannemen, is niet verbazend. Maar al gauw zullen de nichten elkaar weerzien: begin mei schrijft Belle aan Annebetje dat ze – op haar verzoek, zo valt aan te nemen – een appartement voor haar heeft gehuurd. 6 juni schrijft ze aan een Zwitserse kennis dat Annebetje en haar man onderweg zijn – maar zonder de kinderen: “elle a dispersé ses cinq enfants dans sa famille”. 14 juni schrijft ze aan haar broer Ditie hoe heerlijk ze het weerzien vindt: “aussi surprise que si j’eusse ignoré son voyage, et n’en croyant qu’à peine mes sens, qui me disaient que c’était elle, elle-même à Colombier, chez moi ». Van de baby is verder geen sprake meer.
De felicitatiebrief was, opvallend genoeg, verzonden uit Lausanne, en niet uit Colombier. Eind maart waren Charles-Emmaniel en Isabelle voor enige weken gaan logeren bij een neef en nicht van Charles-Emmanuel – dit in het kader van het leggen van contact met andere leden van de schoonfamilie dan alleen de zusters. In deze eerste periode van haar Zwitserse leven als Isabelle de Charrière is dát waar ze zich op toelegt: zorgen dat ze in de smaak valt bij de Zwitsers die voortaan haar meest directe context vormen. En hoewel dat enerzijds niet direct in haar aard ligt, en anderzijds haar contacten met Holland essentieel voor haar zijn, lukt dat haar goed. Ze creëert niet alleen een “virtuele salon” om zich heen door haar correspondentie, maar in haar brieven komen we ook mannen en vrouwen tegen wier namen (Du Pasquier, De Gélieu, Sandoz) nu nog terug te vinden zijn op de winkelruiten in Colombier.
En het is eigenlijk pas in 1784 en 1785, als haar eerste romans lokaal gekleurde titels blijken te hebben (Lettres neuchâteloises, Lettres écrites de Lausanne), dat de bevolking bezwaar gaat maken. De personages in die romans becommentariëren namelijk Neuchâtel en Lausanne. Eén van hen, afkomstig uit Duitsland, schrijft bijvoorbeeld: “la ville [de Neuchâtel] me paraîtra, je crois, assez belle, quand elle sera moins embarrassée, et les rues moins sales”. Dat is waarschijnlijk te zien als het moment waarop Belle van Zuylen volledig is ingeburgerd.