- CTB (3)
- DBNL (3)
- Huygens Ing (41)
- Koninklijke Bibliotheek (2)
- MLR (2)
- Monumenta reeks (13)
- MVN (5)
- Universiteit Utrecht (2)
- Universiteitsbibliotheek Leiden (1)
- Van Gogh Museum (1)
Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Historisch-kritische uitgave, verzorgd door Tineke ter Meer. Monumenta Literaria Neerlandica XIV
Info
Over de jeugd van Constantijn Huygens (1596-1687) is veel bekend dankzij een autobiografie in Latijns proza, die zijn leven tot ongeveer 1613 beslaat. Deze jeugdbeschrijving, tot stand gekomen in de jaren 1629-1631, toen Huygens inmiddels zelf vader was geworden, belicht hoofdzakelijk het onderwijs dat hij ontving. Constantijn en zijn oudere broer Maurits bezochten geen school, maar kregen thuis les van een gouverneur. Vanaf eind 1606 tot de zomer van 1613 was dat Johan Dedel. Ondanks zijn lange staat van dienst bij de familie Huygens blijft Dedel in de autobiografie van zijn pupil nogal op de achtergrond. Hij wordt geheel overschaduwd door Constantijns vader, Christiaan Huygens sr. Hij was degene die de koers van het onderwijs bepaalde. Hoe ondogmatisch de aanpak van Constantijns vader volgens de voorstelling van zaken in de jeugdautobiografie ook was, het is niet waarschijnlijk dat het lesprogramma los stond van het traditionele onderwijs op de Latijnse scholen. Dat onderwijs hield onder meer in dat de leerlingen een zekere vaardigheid in het schrijven van Latijnse poëzie moesten verwerven.
Schoolwerk, zo zou men daarom een groot deel van de gedichten in deze uitgave kunnen noemen. De eerste pennenvruchten zijn kleine briefjes in versvorm en bewerkingen van korte stukken proza of poëzie, zoals bijbelteksten, vertellingen uit de oudheid, sententies en epigrammen. Dan volgen bewerkingen van langere teksten. Uit 1609 dateert het eerste oorspronkelijke gedicht van enige omvang, waarin Louise de Coligny wordt uitgebeeld na de dood van Willem van Oranje. In 1610 tenslotte begint het dichten op allerlei gebeurtenissen, dat wil zeggen gebeurtenissen waaraan men in de zeventiende eeuw poëzie placht te wijden. Schoolwerk dus, maar toch niet helemaal. Huygens’ vader liet ter oefening geschreven poëzie tegelijkertijd functioneren buiten de onderwijssituatie. Bijna alle Latijnse gelegenheidsgedichten die de jonge Constantijn heeft geschreven, hebben betrekking op personen en gebeurtenissen uit de directe omgeving van hemzelf of van zijn vader.
Na zijn ‘schooltijd’ vervolgt Huygens zijn opleiding met een studie rechten in Leiden (1616-1617). Wanneer tijdens zijn studietijd het Academiegebouw afbrandt, schrijft hij zijn eerste gedicht dat hij later een plaats waardig zou keuren in de bundel Otia (1625). Het gedicht ziet de brand als een beeld van de godsdiensttwisten tijdens het Twaalfjarig Bestand, die ook aan de Leidse universiteit niet voorbijgingen. Bezorgdheid over de binnenlandse onlusten keert in de jaren daarna verschillende keren terug als thema, onder meer in de ode ‘Concordia discors’, waarvan Huygens zelf een Nederlandse parafrase maakte. De reizen naar Engeland en Italië die hij na zijn studie maakte leverden eveneens stof voor poëzie. Uit 1620 dateren de satire ‘Misogamos’, die de keerzijde van het huwelijk behandelt, en het herdersdicht ‘Amaryllis’, dat Huygens’ behoefte aan een passende betrekking verwoordt, dat wil zeggen een betrekking die hem in staat stelt het landsbelang te dienen.
De gedichten zijn uitgegeven naar de handschriften en chronologisch geordend. Wanneer verschillende handschriften zijn overgeleverd (klad, net, kopij), is zo mogelijk gekozen voor een nethandschrift uit de tijd van ontstaan. Deze uitgave wil, anders dan de editie van J.A. Worp, de tekst zo toegankelijk mogelijk maken. Daartoe zijn spelling en interpunctie aangepast en zijn de gedichten voorzien van een vertaling. Tekst en vertaling vormen het eerste gedeelte van de uitgave. Het tweede gedeelte bevat per gedicht gegevens over het metrum, de datering en de overlevering, zo nodig voorafgegaan door een toelichting, waarin bijvoorbeeld wordt gewezen op gebruikte bronnen of verband wordt gelegd met gebeurtenissen uit Huygens’ leven. De (beknopte) commentaar verwijst hoofdzakelijk naar frasen uit klassieke schrijvers waarnaar de dichter zijn formulering heeft gemodelleerd. Achterin is een opgave van de varianten in de handschriften en drukken opgenomen.