Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Op 26 mei verwerft het Letterkundig Museum bij de veiling van Bubb Kuyper de typoscripten van Archibald Strohalm en De diamant van Harry Mulisch. Het is de vraag of de schrijver daar blij mee zou zijn geweest.
Archibald Strohalm is het in 1952 bij De Bezige Bij verschenen debuut van de schrijver. Het complete typoscript, dat oorspronkelijk de titel ‘Een kleine, domme man’ droeg, telt talloze doorhalingen en invoegingen. Mulisch had het in 1950 ingeleverd bij de jury van de Reina Prinsen Geerligs-prijs, maar herschreef het nadien grondig met het oog op de publicatie in boekvorm.
Blijkens de afbeelding en beschrijving van het Haarlemse veilinghuis noteerde Mulisch op het titelblad “7e of 8e versie” en “Verboden voor Garmt-Stuivelingen!” Daarmee wilde hij kennelijk ‘voorkomen’ dat de zeldzame spullen in de handen zouden vallen van tekstbezorgers of andere nieuwsgierige literatuurvorsers, maar die hoop was natuurlijk ijdel vanaf het moment dat hij de typoscripten aan een vriendin cadeau gaf.
‘Manuscripts of works by Harry Mulisch are extremely rare and seldomly offered for sale, as he is known to be a very well organized archivist of his own oeuvre,’ aldus het veilinghuis. Dat het Letterkundig Museum deze typoscripten kon verwerven, danken we dus aan een tijdelijke zwakte van iemand die normaal gesproken zijn werk niet zomaar rond liet slingeren maar het zorgvuldig in zijn eigen kluis wegborg.
En nu maar wachten op de Garmt-Stuivelingen. Misschien zou Harry dat toch stiekem wel mooi vinden, zo’n gedetailleerde reconstructie van hoe zijn mythische schrijverschap eigenlijk precies was ontstaan. Zelf nam hij daarop al een voorschot, met de volgende anekdote uit Voer voor psychologen, die het veilinghuis met gevoel voor effect aan het eind van dit zeldzame lot citeert:
‘Het schrijven van Strohalm, een kataklysme op zichzelf, werd passend afgesloten door een hevig onweer, dat losbarstte toen ik het laatste woord neerschreef: 31 juli 1951, ‘s avonds 10 uur, – hetzelfde onweer dat in 1870 woedde boven Rome, toen het Concilie in de Sint Pieter stemde over het dogma der pauselijke onfeilbaarheid. Om 12 uur sloot de inzendingstermijn van de Reina Prinsen Geerligs-prijs, waaraan ik mij voorgenomen had mee te dingen om mijzelf een termijn te stellen. Ik snelde naar Amsterdam, en samen met Jan Blokker, de winnaar van het vorige jaar, stond ik om kwart voor 12 in de stromende regen door donder en bliksem omgeven te schreeuwen voor het grachtenhuis van de jury-secretaris [H.J. Smeding], die reeds te bed lag en in nachtgewaad voor de ramen verscheen, verblekend van schrik voor onze apokalyptische verschijning en het hemelvuur in de gracht en de gedachte aan nóg een manuscript. Gedrieën werden wij het er over eens, dat er geen twijfel aan kon bestaan of ik kreeg de prijs. Tegen zulk een representatie kon niemand op.’
Peter de Bruijn
[…] de Bruijn, ‘Verboden voor Garmt-Stuivelingen!’. Op: http://www.textualscholarship.nl [= Platform Teksteditie. Den Haag/Gent: Huygens Instituut/Centrum […]