Ter gelegenheid van hun beider 100e geboortejaar verscheen op vrijdag 29 augustus j.l. de briefwisseling tussen Nederlands meest gelezen dichteres en meest gevreesde uitgever.

‘Geert van Oorschot, de legendarische uitgever,?? liet zich door vrijwel niemand gezeggen. Uitzonderingen op deze regel waren zijn moeder (in zijn jonge jaren), zijn politieke goeroe Jacques de Kadt en last but not least de dichteres M. Vasalis. Over de betrekkingen tussen Van Oorschot en Vasalis deden tot op heden vooral sprookjes de ronde. Zo herinner ik me een verhaal waarin hij haar voorstelt om samen weg te lopen, naar Parijs nog wel. Ze doet alsof ze toestemt, neemt zwijgend ? in zijn Mercedes plaats en zegt na ruim een uur,?? ter hoogte van Breda: ‘‘Zo is het wel genoeg geweest Geert, draai hier maar om.” Waarop hij zonder morren gehoorzaamt.’ Aldus Jaap Goedegebuure in zijn bespreking van M. Vasalis/Geert van Oorschot, Briefwisseling 1951-1987? in dagblad Trouw van 29 augustus.

De uitgave verschijnt in het jaar dat zowel Vasalis als Van Oorschot honderd jaar geworden zouden zijn. Volgens de website van Uitgeverij Van Oorschot heeft het ‘weinig gescheeld’ of het boek was er helemaal niet geweest: ‘Beiden hebben namelijk ernstig overwogen ál hun brieven aan elkaar te vernietigen: Vasalis omdat zij hun vriendschap tot haar privéleven rekende en Van Oorschot omdat hij haar meer van zichzelf heeft laten zien dan aan wie ook.’

In de brieven komt ook ‘het grote raadsel’ van Vasalis’ dichterschap aan de orde: hoe kan het dat iemand na drie uiterst succesvolle bundels,?Parken en woestijnen (1940), De vogel Phoenix (1947) en Vergezichten en gezichten (1954), nog wel volop blijft schrijven maar zich volledig afkeert van het ‘openbare dichterschap’ en in 44 jaar nog maar zes gedichten publiceert? Hoe Van Oorschot ook zijn best doet, op andere gedachten kan hij de dichteres niet brengen.

Bij de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs in 1974 zei Vasalis zelf over haar zwijgen: ‘Wat mij in en na de oorlog overkomen is komt hierop neer: een enorme relativering van mijn eigen lot… Ik moest voortdurend tot de conclusie komen dat mijn commentaar volstrekt overbodig was.’

In de nu verschenen brieven leest Goedegebuure nog iets anders: een neiging naar ‘geestelijke hygiëne’: ‘Herhaaldelijk laat ze weten dat ze haar publiek gemaakte werk integraal verwerpt. ‘‘Voor iemand die alleen nog maar water drinkt moet dat water schoon zijn.’’ Het enige wat haar bevrediging lijkt te schenken, is het verscheuren van oude pogingen, om zo de weg vrij te maken voor iets nieuws.’

Of zoals in deze brief uit 1975: ‘Als ik van de leeftijd van de 50ers was geweest had ik ook de pest gehad aan het werk van mevr. V. Ik heb het nu &#8211 25 jaar later ook. Niet aan ál mijn gedichten, ik vind dat ik een paar goede heb gemaakt, en daar sta ik nog achter.’

M. Vasalis/Geert van Oorschot, Briefwisseling 1951-1987. Bezorgd door Nop Maas en Maaike Meijer. Amsterdam (G.A. van Oorschot), 2009 | ISBN 978902824661 | 300 blz. | €35,-

Zie ook de column van Frits Abrahams in NRC Handelsblad van 31 augustus 2009.