Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Jan Gielkens over Jan Siebelink: ‘Schrijvers moeten niet in Mazda’s rijden, en als ze dat wel doen, dan moet het zijn omdat schrijvers ook af en toe een betrouwbare auto nodig hebben, niet omdat ze hem mooi vinden.’
Over smaak valt heel goed te twisten. Dat denk ik wel vaker, maar zeker toen ik de foto zag die Vincent Mentzel in 2003 van Jan Siebelink maakte. In het weekeinde van 21 en 22 augustus 2010 wijdde NRC Handelsblad een ‘uitneembare fotospread’ van acht pagina’s aan de fotograaf, die ook commentaar leverde bij zijn foto’s. Mentzel portretteerde de schrijver met, volgens het bijschrift, ‘alles wat hem dierbaar was: zijn honden, zijn auto, de schoenen van Jan Jansen. Zijn vrouw was niet thuis.’ Een exemplaar van Siebelinks boek Margaretha uit 2002 staat op de motorkap van de auto, die, net als de honden en de schoenen, op besneeuwd plaveisel staat.
Siebelink vindt dus whippets mooi, want dat zijn de honden op de foto. Ik vind whippets niks, met die amechtige ribbenkasten, die kromme ruggen en die kleine koppen. Maar het gaat me eigenlijk om de auto. Het is een Mazda. Schrijvers moeten niet in Mazda’s rijden, en als ze dat wel doen, dan moet het zijn omdat schrijvers ook af en toe een betrouwbare auto nodig hebben, niet omdat ze hem mooi vinden.
Siebelink vindt dus deze Mazda mooi. Het Japanse merk Mazda maakt betrouwbare suffe auto’s. Een deel van de modellen, in het kleinere segment, valt na het dienstbare leven ten prooi aan jongens met petjes die een spoiler achterop zetten, luidruchtige uitlaten monteren, stickers met tribal motieven op de ramen plakken en bekeuringen verzamelen. De Mazda waarmee Siebelink op de foto staat is weer van een andere categorie: het is een MX-5 roadster uit 1996, een vriendelijk geprijsde cabriolet op de basis van een kleine middenklasser, en het is een auto die bij mijn automobiele geestverwanten van het BBC-autoprogramma Top Gear in de categorie hairdresser’s cars valt. U zoekt de definitie maar eens op op het internet. Of bekijk bij deze aflevering van de serie ‘Tien geboden’ van het dagblad Trouw de combinatie van foto en onderschrift.
Ik moet aan dit verhaal nog een draai geven die iets met ons vakgebied te maken heeft. Die draai vind ik in de voorlaatste roman van Siebelink, Suezkade uit 2008. De leraar Marc Cordesius is de held uit dit boek. Hij is zeer belezen in de wereldliteratuur en in de filosofie, hij is zeer begaan met een al te magere allochtone leerlinge – en hij rijdt in een Mazda MX-5 roadster. Daar stapt hij af en toe in om door Den Haag te rijden: ‘Dat zou een aangenaam ritje worden.’ Ook gaat hij op het einde van het boek levensmoe scheuren op de Duitse Autobahn met de ‘maximumsnelheid van tweehonderdveertig’.
Mocht Siebelinks beststeller een klassieker worden en iemand zou die klassieker over honderd jaar mogen annoteren, dan zou zij of hij bij deze passage kunnen aantekenen dat een MX-5 de genoemde maximumsnelheid in het echte leven nimmer heeft gehaald. Siebelink verwart de topsnelheid met het hoogste cijfer op de snelheidsmeter. Hij wil dat we, net als hij, zijn held sympathiek vinden vanwege diens verfijnde smaak op het gebied van literatuur, filosofie en auto’s. Maar die auto verpest het allemaal. Siebelinks held is een Ivanhoe met een plastic zwaard, een Ben Hur in een zeepkist achter een quadriga van ezels.