- agenda (271)
- annotation (24)
- beeldende kunsten (13)
- community created content (16)
- digitale bibliotheek (21)
- diversen (25)
- duurzaamheid (11)
- e-tijdschrift (9)
- editie (134)
- educatief (9)
- handleiding (5)
- humanities computing (15)
- infrastructuur (5)
- institutioneel nieuws (7)
- internet algemeen (12)
- metadata (7)
- naslagwerk (6)
- online boekdiscussie (4)
- open access (1)
- project (8)
- publicatie (26)
- software (48)
- standaard (62)
- tijdschrift (2)
- tijdvak (127)
- 18e eeuw (12)
- 19e eeuw (23)
- 20e eeuw (17)
- middeleeuwen (45)
- niet-westers (1)
- oudheid (9)
- renaissance (36)
- visualisatie (12)
- weblog (3)
Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Nicoline van der Sijs hield onlangs haar oratie als hoogleraar ‘Historische taalkunde van het Nederlands in de digitale wereld’ aan de Radboud Universiteit. De rede is inmiddels digitaal beschikbaar.
De titel van de oratie luidt “De voortzetting van de historische taalkunde met andere middelen”. Dat is een duidelijke stellingname in het debat over de reikwijdte van de digitale geesteswetenschappen. Er wordt vaak gezegd dat de digitale geesteswetenschappen nieuwe vragen mogelijk maken. Van der Sijs blijft in haar oratie met beide benen op de grond staan, en zoekt het eerder in nieuwe mogelijkheden om bestaande vragen te beantwoorden. Haar voorbeelden berusten op de beschikbaarheid van digitale historische taalcorpora die het mogelijk maken verschillende taalvariëteiten te analyseren en vervolgens te vergelijken.
Ze bespreekt onder andere de vraag in hoeverre de Statenvertaling, zoals altijd wordt gezegd, het Nederlands heeft beïnvloed. Van der Sijs’ stelling is dat het taalgebruik van de Statenvertaling juist al ouderwets was op het moment van publicatie. Ze kijkt onder andere naar het gebruik van verbogen en onverbogen vormen van het lidwoord, en constateert dat, hoe spreektaliger de tekst, des te minder verbogen, ouderwetse vormen erin voorkomen. De Statenvertaling staat daarin vrijwel bovenaan. En omdat de geschreven taal zich eerder richt naar het verleden dan de spreektaal, kan de Statenvertaling in dat opzicht archaïserend worden genoemd. Toch lijkt uit teksten uit de achttiende eeuw te blijken dat die ouderwetse vormen school hebben gemaakt.
Andere voorbeelden die Van der Sijs bespreekt zijn geografische variëteiten van het Nederlands (bijvoorbeeld in Suriname en Indonesië) en ontwikkelingen in het gebruik van achtervoegsels. Uit een vergelijking van een corpus kranten uit Nederland en uit Nederlands-Indië blijkt bijvoorbeeld dat woorden als het geheel Nederlands uitziende ‘spreekdag’ een Indische herkomst kunnen hebben. Zo onderzoekt Van der Sijs ook grammaticale bijzonderheden van het Surinaams Nederlands. Een probleem dat daarbij optreedt is dat de automatische zinsontleding voor afwijkende varianten van het Nederlands nog niet goed werkt.
Hoewel Van der Sijs de onkritisch juichende houding ten opzichte van de mogelijkheden van de computer verwerpt, en kiest voor het ‘nuchter onder ogen zien van mogelijkheden en beperkingen’, spreekt uit haar rede een aanstekelijk enthousiasme voor de mogelijkheden van corpus-gebaseerd historisch taalkundig onderzoek. En ik ben heel benieuwd naar het handboek voor de digitale geesteswetenschappen dat Van der Sijs terloops aankondigt met een aantal collega’s in de maak te hebben.
Peter Boot
Geplaatst in humanities computing, Signalementen, Textualscholarship nieuws, weblog digital humanities