Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Onlangs promoveerde Maarten Prot op het proefschrift Textual variety and the linguistic context of the ‘Virtutes Apostolorum’. Welke nieuwe inzichten biedt dit onderzoek?
Textual variety and the linguistic context of the ‘Virtutes Apostolorum’, het proefschrift dat Maarten Prot heeft vervaardigd onder supervisie van co-promotor dr. Els Rose en promotor prof.dr. Peter Schrijver en dat hij op 3 september 2013 aan de Universiteit Utrecht verdedigde, is onderdeel van het door Rose gestuurde project over apocriefe literatuur in de middeleeuwen: The dynamics of apocryphal traditions in medieval religious culture. De belangrijkste onderzoeksvraag waarover Prot zich buigt, is hoe we de tekstvariatie die we aantreffen bij de teksttransmissie van de vitae van de apostelen moeten interpreteren. Prot concentreert zich hierbij op twee casussen: het leven van Bartholomeus en het leven van Philippus. Als onderzoeksmateriaal gebruikt hij de 25 handschriften die Els Rose heeft gekozen als haar onderzoekscorpus. Deze 25 handschriften hebben gemeen dat zij dateren uit de periode van vóór de Legenda Aurea, die de gehele hagiografische traditie vanaf de dertiende eeuw zou gaan domineren. Verder zijn zij vervaardigd in Bavaria en Francia, waar ook de oudste handschriften vandaan komen en ze bevatten in principe de gehele verzameling apostellevens.
St. Gallen, Stiftsbibliothek, Ms. 561, p. 52: aanhef van het leven van Bartholomeus
In het proefschrift worden de 25 handschriften gepresenteerd in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de methode uit de doeken gedaan waarmee de tekstvariatie wordt geanalyseerd, en in hoofdstuk 4-6 worden de resultaten van het analytisch onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 4 ligt de nadruk op het meten van de de overeenkomsten en verschillen tussen verschillende tekstversies, in de hoofdstukken 5 en 6 worden de specifieke kenmerken van het herschrijven van teksten nader bestudeerd. Hoofdstuk 7 en 8 zijn twee case-studies naar correcties en hun onderliggende patronen, in Montpellier, Bibiliothèque Municipale, Ms. 55 en in Paris, Bibliothèque Nationale de France, Latin 5563. Hoofdstuk 9, tenslotte, bevat de conclusie. In een vijftal appendices worden tabellen gepresenteerd met percentages die de afstand tussen tekstoverleveringen uitdrukken, verschillende categorieën varianten bevatten en een editie van de Virtutes Barhtolomei -tekst in het handschrift Parijs, BnF, Latin 5563.
Maarten Prot toont zich in deze studie een vaardige uitlegger. Geduldig en in heldere taal introduceert hij de lezer in de ‘nieuwe filologie’, met haar aandacht voor de variant als bewijsmateriaal voor taal- en tekstontwikkeling, in plaats van de eenzijdige interpretatie van varianten als corrupties. Prot schaart zich hierbij achter pioniers als Paul Zumthor, Don McKenzie en Bernard Cerquiglini, en beziet tekstvariatie als bewuste veranderingen van kopiisten. Hij laat zien hoe de performatieve context van de gekozen teksten als een leidende draad kan gelden voor de interpretatie ervan: de apostellevens werden, hoogstwaarschijnlijk, hardop voorgelezen aan een publiek, en de varianten kunnen bestudeerd worden als een poging om de tekst begrijpelijker en/of aantrekkelijker te maken voor dat publiek.
Een van de belangrijkste resultaten van Prots onderzoek is dat hij de grove karakterisering van de teksttransmissie als een proces van twee takken (de Frankische traditie en de Beierse traditie) verder kan verfijnen. De Frankische traditie is minder uniform dan voorheen werd aangenomen. Bovendien blijken er getuigen te zijn waarin Frankische en Beierse traditie worden samengesmolten tot nieuwe versies. De Beierse traditie werd voorheen gekarakteriseerd als ‘conservatief’ (een nauwgezet kopiëren van het exemplaar), en de Frankische als ‘innovatief’ (met meer vrijheid voor de kopiist om in de tekst in te grijpen). Maar uit Prots analyse blijkt dat ook Beierse getuigen, met name uit de twaalfde en dertiende eeuw, als innovatief gekenmerkt kunnen worden. De gepresenteerde casussen zijn nauwgezet en zeer compleet uitgewerkt en de conclusies die eraan verbonden worden zijn overtuigend en helder. Het is een waardige proeve van bekwaamheid, die aangeeft waar vervolgonderzoek kan inhaken op de gepresenteerde gegevens..
Parijs, Bibliothèque Nationale de France, Latin 5563, fol. 96v-97r: correcties in het leven van Bartholomeus
Toch schiet het proefschrift, mijns inziens, op belangrijke punten tekort. Het presenteert een aantal diepteboringen, tot in het kleinste detail uitgewerkt, maar het verzuimt te laten zien hoe we deze diepteboringen moeten plaatsen op de grotere kaart. Zijn de gekozen teksten eigenlijk representatief voor het genre van heiligenlevens? Waarom wordt er voor deze twee levens gekozen, en hoe groot zijn ze eigenlijk? Is een corpus van 25 handschriften veel, of is het maar een klein deel van wat er in de middeleeuwen aan apostel-levens is overgeleverd? Zijn variatie en herschrijving fenomenen die kenmerkend zijn voor het genre, of juist niet? En wat zegt dit dan over de religieuze cultuur waarin die verhalen functioneerden?
In deze studie over het Latijn van de apostellevens komen we verder niet alleen verbazingwekkend weinig te weten over de inhoud ervan, maar ook de handschriften zelf blijven vreemd genoeg volledig buiten beeld. Hoe zien de handschriften eruit, en wat zegt dit over hun functioneren? Zijn het onooglijke handschriftjes, die meereisden met priesters en monniken, of zijn het prachthandschriften die zorgvuldig bewaard werden in kloosterbibliotheken? Of beide, wellicht, en hoe zit het dan met tekstvariatie of correctie-activiteit in de verschillende categorieën? Zijn de teksten ingebonden in banden die ook andere teksten behelzen? Zijn ze voorzien van marginalia die iets zeggen over hun lezerspubliek? Misschien valt hier helemaal niet zo veel over op te merken, maar een beschrijving van de uiterlijkheden van de handschriften zou wat mij betreft zeer op zijn plaats zijn. Kortom: de exclusieve focus op de taal van de gekozen verhalen is wel erg nauw, en doet mij snakken naar een wat bredere blik. Het proefschrift roept daarmee meer vragen op dan het beantwoordt.
Mariken Teeuwen, Huygens ING