- agenda (271)
- annotation (24)
- beeldende kunsten (13)
- community created content (16)
- digitale bibliotheek (21)
- diversen (25)
- duurzaamheid (11)
- e-tijdschrift (9)
- editie (134)
- educatief (9)
- handleiding (5)
- humanities computing (15)
- infrastructuur (5)
- institutioneel nieuws (7)
- internet algemeen (12)
- metadata (7)
- naslagwerk (6)
- online boekdiscussie (4)
- open access (1)
- project (8)
- publicatie (26)
- software (48)
- standaard (62)
- tijdschrift (2)
- tijdvak (127)
- 18e eeuw (12)
- 19e eeuw (23)
- 20e eeuw (17)
- middeleeuwen (45)
- niet-westers (1)
- oudheid (9)
- renaissance (36)
- visualisatie (12)
- weblog (3)
Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Franco Moretti bundelde een aantal van zijn invloedrijke opstellen onder de programmatische titel Distant Reading.
Franco Moretti’s begrip Distant reading heeft in de tijd die verstreek sinds hij het begrip in 2000 lanceerde een grote vlucht genomen. Om die stelling te adstrueren zou ik een close reading van een paar gezaghebbende publicaties kunnen doen, maar in de geest van het onderwerp laat ik liever een grafiek zien:
Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te zien dat het begrip onder geesteswetenschappers weerklank heeft gevonden. Het is geen wonder dat, op zoek naar een titel voor een verzameling verspreide essays, Moretti of zijn uitgever gekozen hebben voor die aansprekende, programmatische en ook polemische term.
Het is daarom interessant te zien dat in de eerste formulering van het begrip distant reading, in het opstel ‘Conjectures on world literature’, het begrip nog helemaal niet in verband werd gebracht met geautomatiseerde analyse van literatuur, zelfs niet met de visualisaties van aspecten van de inhoud of publicatiedata die zo verrassend en aansprekend waren in Graphs, Maps and Trees (2005). Nee, in 2000 heeft het ‘lezen op afstand’ betrekking op studie van secundaire literatuur in plaats van primaire literatuur. Moretti suggereert zelfs dat het begrip aanvankelijk een soort grap was (44). Het opstel behandelt het vraagstuk van de wereldliteratuur (vs. de traditionele vergelijkende literatuurwetenschap), en vanwege de omvang van de wereldliteratuur is het onvermijdelijk om af te gaan op studies van derden. Moretti:
… literary history will become very different from what it is now: it will become ‘second hand’: a patchwork of other people’s research, without a single direct textual reading. Still ambitious, and actually even more so than before (…) but the ambition is now directly proportional to the distance from the text: the more ambitious the project, the greater must the distance be. (48)
Wel gaat de aanbeveling tot lezen ‘van een afstand’ van het begin gepaard met een afkeer van ‘close reading’. Dat is ‘at bottom a theological exercise’: ‘you invest so much in individual texts only if you think that very few of them really matter’ (48).
Als voorbeeld van hoe de studie van de wereldliteratuur te werk zou kunnen gaan bespreekt Moretti de ontvangst van de Engels/Franse vorm van de roman in een aantal niet-Europese literaturen. De centrale stelling is dat de westerse vorm slecht past op de locale inhoud, en dat daardoor de eerste romans in de meeste culturen zichtbaar een moeizaam compromis zijn. Karakteristiek voor Moretti’s denkwijze is dat hij de import van een vreemde vorm ziet als machtsuitoefening. Het opstel gaat uit van de economische theorie van Wallerstein, waarin de landen uit de periferie worden uitgebuit door landen uit de core. De vreemde vorm (de roman) wordt ‘dictated by an outside power’: ‘powerful literatures making life hard for the others’ (58). De gedachte dat er bij literaire uitwisseling sprake zou kunnen zijn van iets als appropriatie, ‘toeëigening’ door een perifeer taalgebied van vormen uit de core, wekt bij Moretti niets dan verachting op: ‘Are these concepts—or daydreams?’(117). Nee, ‘foreign debt is as inevitable in Brazilian letters as in any other field’, citeert Moretti Schwarz. Literaire vormen zijn een uitdrukking van machtsverhoudingen: ‘Forms are the abstracts of social relationships: so, formal analysis is in its own modest way an analysis of power’ (59).
In dergelijke opmerkingen blijkt Moretti’s marxistische achtergrond. Een andere theorie waardoor Moretti diepgaand is beïnvloed is de evolutietheorie. Dat blijkt al in het eerste opstel, waarin hij variatie van literaire vormen (hier: de verschillende nationale vormen van de tragedie in de barok) verklaart vanuit de beschikbaarheid van verschillende nationale ruimten. In de biologie heet het verschijnsel ‘allopatrische soortvorming’, soortvorming op basis van ruimtelijke scheiding. In ‘The slaughterhouse of literature’, ook in de bundel, past Moretti het evolutionaire perspectief toe op de ontwikkeling van literaire genres. De literatuur is een slachthuis, talloze boeken verdwijnen zonder een spoor na te laten. Hoe komt het dan dat sommigen boeken overleven? Moretti’s stelling is dat lezers op basis van formele aspecten enthousiast zijn (of juist niet) over bepaalde werken, hun enthousiasme aan elkaar doorgeven en daardoor een beslissende invloed uitoefenen op het overleven van bepaalde vormen (69-70). Zijn voorbeeld is de ontwikkeling van het detectiveverhaal, waar Conan Doyle aan het eind van de negentiende eeuw de clue ontdekt als essentieel structurerend element. Moretti tekent een boomstructuur waarin elke volgende stap een essentiële eis toevoegt: er moeten clues zijn, vervolgens moeten ze ook voor het verhaal noodzakelijk zijn, de lezer moet ze kunnen zien en ten slotte ook kunnen decoderen. Verschillende verhalen van Conan Doyle en zijn rivalen worden door Moretti in de boomstructuur geplaatst, die hij vervolgens interpreteert als een biologische stamboom, en het resultaat van literairhistorische wetten.
In een sleutelpassage schrijft Moretti over de verhouding tussen vormen, teksten en genres:
What ‘raises’ this tree, this branching pattern of literary history? Texts? Not really: texts are distributed among the various branches, yes, but the branches themselves are not generated by texts: they are generated by clues—by their absence, presence, necessity, visibility, etc. The branches are the results of the twists and turns of a device, of a unit much smaller than the text. Conversely, the branches are also part of something much larger than the text, which is the genre: the tree of detective fiction. Devices and genres: two formal units. A very small formal unit and a very large one: these are the forces behind this figure—and behind literary history. Not texts. Texts are real objects—but not objects of knowledge. If we want to explain the laws of literary history, we must move to a formal plain that lies beyond them: below or above; the device, or the genre (76-77).
De nadruk op het belang van wetmatigheid is een constante in deze opstellen. Daarvoor moet soms de empirie wijken. Zo blijkt uit de bomen niet dat de ‘verkeerde’ vormen daadwerkelijk uitstierven. Integendeel, als van een volgende boom de verschillende takken in de tijd worden uitgezet blijkt dat de verhalen zonder clues floreren, en dat er nauwelijks verhalen zijn met clues die aan alle eisen voldoen. Daarvoor komt Moretti met verschillende verklaringen: de stijl van de schrijvers is al gevormd (83), of ze zoeken nog naar iets beters (82). Pas in de volgende generatie zal Agatha Christie de lessen trekken uit de experimenten.
Hier blijkt wel een zwakte die in deze opstellen vaker terugkeert: Moretti’s neiging om te generaliseren op basis van een enkel voorbeeld, dat dan vaak ook nog weinig overtuigend is. Want niet alleen voorspelt het onderzoek de verkeerde winnaar, misschien is de hele analogie tussen de biologische stamboom en de boom die de ‘genese’ van het detectiveverhaal moet weergaven, niet meer dan een oppervlakkige gelijkenis. De groepen in de boom van het detectiveverhaal zijn geen soorten die uit elkaar voortkomen, vaak is het niet eens duidelijk in welke tak een bepaald verhaal thuishoort (74, 80, 82). Het is niet meer dan een op basis van bedachte criteria in elkaar gezette beslisboom waarmee niets in de werkelijkheid correspondeert. Ook over het veronderstelde mechanisme achter uitsterven dan wel verdere ontwikkeling van de takken van de boom, de populariteit bij de lezer, horen we verder niets.
Een ander inzichtgevend opstel is ‘Evolution, World-Systems, Weltliteratur’. Moretti bespreekt er het belang van evolutie en Wallerstein’s world-system theory voor de literatuurgeschiedenis. Eén van de aantrekkelijke aspecten van Moretti’s werk is dat hij niet blijft steken in onderzoek op de vierkante centimeter. Zo verklaart hij in dit opstel literaire variatie door middel van evolutie, en diffusie (en daarmee eenvormigheid) met behulp van de wereld-systeemtheorie; in de wereldgeschiedenis domineerde tot ongeveer de achttiende eeuw divergentie en daarna, vanwege het ontstaan van het kapitalisme, de diffusie. In het perspectief van Moretti impliceert diffusie de onderwerping van degene die wordt beïnvloed, en vorm is dus een strijd: ‘In this respect, the morphology of hybrid texts is an invaluable vantage point from which to observe the endless spiral of hegemony and resistance created by world literature’ (134).
Moretti heeft de tien opstellen die verzameld zijn in Distant Reading voorzien van korte inleidingen die hun positie in zijn intellectuele ontwikkeling toelichten. In de toelichting bij dit stuk schrijft hij over de redenen die evolutie en wereld-systeemtheorie voor hem interessant maken: ‘they were both uncompromisingly materialistic; both historical; both supported by plenty of empirical evidence … What more could one ask for?’ (121). In het algemeen leveren de natuurwetenschappen een goed model voor de sociale geschiedenis, waar kennelijk de geschiedenis van de letterkunde deel van uitmaakt: ‘the opposition between laws and individuals, explanation and interpretation, random and intentional, distant and close, and so on; in all these cases I am squarely on the side of the natural sciences’ (122). (De enige tekortkoming van de biologie is voor Moretti dat ze geen notie heeft van klassenstrijd).
In deze inleiding schrijft Moretti ook dat in de jaren na dit stuk de theorievorming naar de achtergrond verschoof onder invloed van het kwantitatieve werk dat hij in Stanford ging doen. Het opstel ‘Style, Inc.: Reflections on 7000 Titles’ is daarvan een goed voorbeeld. Moretti onderzoekt er trends in Britse romantitels in de periode 1740-1850. ‘In a few years, we will have a digital archive with the full text of (almost) all novels ever published; but for now, titles are still the best way to go beyond the 1 per cent of novels that make up the canon, and catch a glimpse of the literary field as a whole’ (181). Het onderzoek aan de 7000 titels is overigens alleen mogelijk dankzij een aantal bibliografieën, en dus het monnikenwerk waar we tegenwoordig geen geld meer aan willen uitgeven.
En waarom zijn titels van belang? ‘Half sign, half add, the title is where the novel as language meets the novel as commodity, and their encounter can be extremely illuminating’ (181). Het is vanuit economische factoren dat Moretti een eerste belangrijke ontwikkeling verklaart: het feit dat titels steeds korter werden. Aan het begin van zijn periode was de titel vaak nog een samenvatting van de roman, waarin alle episodes uit het verhaal werden opgesomd. Aan het eind kon ook een eigennaam een titel zijn. De oorzaak was het steeds toenemende aantal romans, en de noodzaak voor opvallende, memorabele titels. Een ander verschijnsel dat Moretti bespreekt zijn de veel voorkomende titels die enkel uit een lidwoord, eventueel bijvoeglijk naamwoord en dan een zelfstandig naamwoord bestaan. In zulke gevallen kan een zelfstandig naamwoord dat op zichzelf al avontuur belooft (The pirate) het doen zonder bijvoeglijk naamwoord. Maar een zelfstandig naamwoord uit de huiselijke kring heeft een bijvoeglijk naamwoord nodig om het begin van een avontuur te zijn (The infidel father). Zo staat het stuk vol met interessante en door getallen ondersteunde observaties. Bij titels die bestaan uit een abstract begrip lijkt het zo te zijn dat voor 1800 de ondeugden domineren (Disobedience, Retribution) terwijl na 1800 morele voorschriften de toon aangeven (Moderation, Integrity). Moretti: ‘moral precepts fabricated for practical utility: really the dawn of Victorianism’ (201).
Moretti benadrukt nog eens dat wat hem interesseert de vorm is: ‘This is a quantitative study: but its units are linguistic and rhetorical. And the reason is simple: for me, formal analysis is the great accomplishment of literary study, and is therefore also what any new approach—quantitative, digital, evolutionary, whatever—must prove itself against: prove that it can do formal analysis, better than we already do. Or at least: equally well, in a different key. Otherwise, what’s the point?’ (204)
Het laatste artikel gebruikt een andere techniek om de complexiteit van het literaire werk te reduceren: het netwerkdiagram. Moretti presenteert sociaal-netwerkdiagrammen van bijvoorbeeld Hamlet, waarin personen aan elkaar verbonden worden wanneer ze het woord tot elkaar richten. Bepaalde aspecten van het stuk worden zo goed zichtbaar: ‘here, nothing ever disappears. The past becomes past, yes, but it never disappears from our perception of the plot’ (215). Hij gebruikt het woord ‘experiment’ voor bepaalde manipulaties van het diagram, zoals het verwijderen van alle connecties met Hamlet zelf. Dat lijkt me een twijfelachtige term, omdat de uitkomst van een dergelijke manipulatie een nieuw diagram is, dat zonder interpretatie niets betekent. Maar Moretti heeft nooit veel moeite ergens een interpretatie voor te vinden. Als hij netwerkplaatjes maakt van romans van Dickens verschijnen daar eenvoudige symmetrische figuren. Moretti: ‘It indicates that, below the surface of social interactions, there is always a melodramatic substratum of love or hatred ready to erupt’ (223). Natuurlijk, dat ik dat zelf niet heb gezien, denkt de lezer. Ook een aanpak die bedoelt wetenschappelijk en empirisch te zijn vervalt makkelijk tot hineininterpretieren.
Zo is het eindoordeel over deze bundel gemengd. Moretti’s opstellen zijn inspirerend in hun nadruk op een wetenschappelijke aanpak van de literaire geschiedenis, in de grote vergezichten, in de aandacht voor niet-canonieke literatuur, in de methodologische vernieuwing en in het afwijzen van de anekdotiek en de subjectiviteit. Dit is zonder meer een rijk boek, dat zorgvuldige lezing meer dan beloont. De opstellen vallen echter ook vaak tegen omdat Moretti maar al te vaak op basis van niet meer dan een vermoeden volstrekt apodictische uitspraken doet. Vooral zijn gebruik van evolutionaire begrippen is uiterst twijfelachtig. Dat neemt niet weg dat Moretti’s gedachtengoed veel literair historici en digitale geesteswetenschappers diepgaand heeft beïnvloed. De hier verzamelde stukken geven een goed beeld van Moretti’s ontwikkelingsgang en zijn alleen daarom al het lezen waard.
Peter Boot
Franco Moretti, Distant Reading. London, New York: Verso. 2013
Geplaatst in Achtergrond, publicatie, Recensies, weblog digital humanities
Doorgehaald op 9-1-2014: (alleen incidenteel worden overigens oorspronkelijke publicatiedata vermeld)