Delen via Twitter
Abonneer op RSS feeds
Nieuws
Agenda
Weblog e-tekstualiteit
Achtergrond Deze site is geinitieerd door:
Na veel gesoebat tussen biograaf en uitgever enerzijds en erfgenaam Joop ‘matroos Vos’ Schafthuizen anderzijds, tot aan de rechter toe, verscheen in oktober 2012 dan eindelijk het langverwachte derde deel van Nop Maas’ biografie van Gerard Reve.
Na De vroege jaren (1923-1962) (2009) en De ‘rampjaren’ (1962-1975) (2010) heeft Maas met De late jaren (1975-2006) zijn levensbeschrijving van de volksschrijver voltooid.
De verschijning van dit deel liet zo lang op zich wachten omdat Schafthuizen publicatie lange tijd verbood. Hij meende geen toestemming te hebben gegeven ongepubliceerde citaten van Reve af te drukken; Maas en uitgever Van Oorschot dachten daar anders over. De rechter verbood publicatie, maar het gerechtshof stelde Maas en Van Oorschot in juni in hoger beroep alsnog in het gelijk omdat Schafthuizen mondeling toestemming had gegeven. De stukken zijn volledig in te zien op www.rechtspraak.nl, een aanrader. Hierna startte Schafthuizen een bodemprocedure, maar in oktober lag De late jaren (1975-2006) plotseling toch in de winkel. Schafthuizen spande nog een kort geding aan, maar dat verloor hij. In december liet hij weten af te zien van verdere gerechtelijke stappen.
In het boek is de onverbiddelijke hand van Schafthuizen evenwel nog steeds zichtbaar: hij heeft ‘geschrapt wat niet naar zijn zin was’. Dat heeft dus zonder meer een gemankeerde tekst opgeleverd. Tekstplaatsen waar Schafthuizen heeft geschrapt zijn gemarkeerd met drie sterretjes: ***. Het overgrote deel betreft geldbedragen: voorschotten die Reve bedong, honoraria die hij ontving, schikkingen die de schrijver trof met de belastingdienst, et cetera.
Soms is er echter ook inhoudelijk ingegrepen, vaak aan het eind of het begin van een alinea, maar zo nu en dan ook midden in een zin. Ironisch genoeg gebeurt dat meteen in de eerste alinea van de hoofdtekst: ‘Terwijl hij in de zorgen zat over de financiën en de typografie van Een circusjongen, vroeg hij zich af hoe hij definitief van *** Vincent Steinmetz af kon komen. ***’ Hier maken vooral de eerste drie sterretjes nieuwsgierig. Stond hier een typering van deze Steinmetz die Schafthuizen niet beviel? In de woorden van Reve? Of juist in die van Maas?
Een ander voorbeeld van zo’n weglating midden in een zin betreft een brief van Reve aan Schafthuizen, waarin hij hem als 14-jarige jongen opvoert: ‘Je hebt overigens al flink wat dons op je *** pielemuisje.’ Zoals uit dit citaat al enigszins blijkt, lijken sommige schrappingen te maken te hebben met precaire passages over pedofiele neigingen of kindermisbruik. De suggestieve sterretjes zorgen er echter voor dat de gedachten van de lezer van de weeromstuit ook die richting uitgaan wanneer ze dat zonder die sterretjes niet zouden hebben gedaan, zoals in deze alinea: ‘In de eerste helft van augustus logeerde een Belgische vriendin met haar drie zoontjes in “La Grâce”. Reve was niet opgewassen tegen het kabaal van opgroeiende kinderen (de oudste was dertien) ***.’
In ieder geval is het op zijn minst vreemd te noemen dat Schafthuizen wel banaliteiten als geldbedragen geschrapt wilde zien, maar hachelijke privézaken dan weer niet. Zo is er de zin over de tweelingbroer van Joop die ‘op hun zestiende jaar eenzijdig een einde maakte aan de seksuele relatie die ze vanaf hun achtste jaar hadden’. Bij zoiets schokkends zou je juist de verdoezelende sterretjes verwachten, tenzij dit feit al eens ergens anders in de openbaarheid is gekomen. Er is geen bronvermelding die mij daar uitsluitsel over geeft.
Nu het laatste deel van de biografie van Gerard Reve verschenen is kunnen we concluderen dat Deel 1 met afstand het interessantste deel is: het handelt over de merkwaardige jeugd en de beste literaire periode van Reve, met onder meer veel boeiende gegevens omtrent het onsterfelijke meesterwerk De avonden (1947). Deel 2 liet zien hoe de schrijver afgleed tot een labiele alcoholist. Bovendien beperkte Maas zich in dit deel steeds vaker tot het als een ambtenaar aaneenrijgen van de lange briefcitaten.
Die tendens heeft zich in Deel 3 doorgezet. Ik schat dat ongeveer driekwart van de tekst in het boek geciteerde tekst van Reve is, veelal uit brieven, en het overige kwart tekst van andere scribenten en van Maas zelf. De tekst van de biograaf is soms in een apart idioom gesteld: ‘Hij gaf Kousbroek en zijn vriendin Sarah Hart gratis en ongevraagd adviezen over hun relatie en vergastte hen op verslagen van zijn kak- en rukgedrag en op de seksuele fantasieën die Sarah Hart bij hem opriep.’ Dit is dus tekst van Nop Maas, wat bij mij vragen oproept over het gebezigde vocabulaire: ‘kak- en rukgedrag’, is dat nu echt de woordkeus van Maas zelf? Of moeten we aannemen dat hij hier Reve parafraseert door zeer dicht bij het oorspronkelijke woordgebruik van de schrijver te blijven? Dat geldt ook voor een zin als ‘Aanvankelijk was Reve van plan in hoofdstuk elf niet alleen de roede te laten neerkomen op de “belegen jongen” Otto van D., maar had hij ook Matroos Vos opnieuw willen laten optreden.’ Hierin frappeert de formulering ‘de roede laten neerkomen’ nogal. Ook het veelvuldig voorkomende ‘pissen’ en een frase als ‘Gods everseller’ voor de bijbel doen vreemd aan.
Relatief weinig komen we te weten over de ontstaansgeschiedenis van de boeken die Reve in deze periode schreef. Hoe was de dagindeling van de schrijver wanneer hij aan een boek werkte? Welke gewoonten en rituelen had hij? Die vragen blijven veelal onbeantwoord. Verreweg het interessantst zijn de citaten waarin Reve zijn geloofsbeleving uiteenzet. Het protestantisme is ‘veel te rationeel, en durft niet, zoals de R.K. Kerk, domweg de dogmaas op rationeel èn irrationeel niveau tegelijk verder te ontwikkelen, zonder angst voor het resultaat. Op die manier is bijvoorbeeld Maria zowel de Moeder, de Bruid, als de Dochter van Christus. Dat kan niet, zou je zeggen, maar wat maakt dat uit? Als het maar waar is, daar gaat het om.’ Tegelijkertijd toont hij zich bewust van zijn wel erg idiosyncratische godsdienstigheid, bijvoorbeeld in een brief aan Wim Bergmans, waarin hij Schafthuizen prijst om diens intentie ‘mij tegen een verzuipen in allerlei devootsie te beschermen. En mal is die wèl, wie zal het ontkennen, al is het dan het Ware Geloof, waarin ik sta en wil sterven, zeker als ik iets gedronken heb.’
Ook de politieke en maatschappelijke denkbeelden van Reve vullen vele lezenswaardige bladzijden, met daarbij typische Reve-woorden als ‘veraping’, ‘symboolblindheid’ en ‘Karphatenkop’. Dat laatste scheldwoord reserveerde Reve exclusief voor de linkse goegemeente waar hij zo’n hekel aan had. Maas noemt Reve ‘onnavolgbaar in zijn politiek-sociale beschouwingen, waarin overwegingen van rationaliteit, instinctieve afkeer, religieuze solidariteit en ouderwets-katholiek opportunisme een alliantie aangingen’. Nog afgezien van de wat mij betreft dubieuze term ‘ouderwets-katholiek opportunisme’ is het volgens mij altijd zo dat iemands politieke visie in wezen een combinatie is van rationele en irrationele drijfveren, van groepssolidariteit en acute emotionaliteit. Men probeert deze visie echter in de regel te presenteren als louter berustend op rationele overwegingen. Reve weigerde daar in mee te gaan.
Reve schreef ooit een ‘Gedicht voor dokter Trimbos’: ‘“Goedkope wijn, masturbatie, bioscoop”, / schrijft Céline. / De wijn is op, en bioscopen zijn hier niet. / Het bestaan wordt wel eenzijdig.’ In De late jaren (1975-2006) wordt er weer veel gemasturbeerd, zo mogelijk nog meer wijn gedronken en komt regelmatig een verfilming van een boek van Reve aan de orde, maar niettemin geldt voor dit boek: het wordt op den duur wel erg eenzijdig. Dat is niet in de eerste plaats de schuld van Maas: Reves late jaren zijn nu eenmaal niet de meest aansprekende jaren, terwijl ook de censuur van Schafthuizen niet bepaald bijdraagt aan de leesbaarheid. Als ik het boek moest beoordelen zou ik zeggen: drie sterretjes.
Marc van Zoggel
Nop Maas, Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven, 3: De late jaren (1975-2006). Amsterdam: Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2012, 783 blz.